Hemelvaart en Pinksteren

Sinds ik twee jaar geleden ‘Antroposofische weekspreuken’ van Rudolf Steiner kreeg vind ik het leuk om daar af en toe uit te lezen. Het kost vaak meer tijd dan vroeger om de betekenis van de woorden door te laten dringen (hallo slaaptekort en kleine kinderen) maar het zet de toon. Een klein contemplatief moment in de dag. Bezinningsstof. En een behapbare manier om teksten van Steiner te lezen, zeker als beginnende vrijeschool ouder met interesse in de antroposofie. (Iets wat ik iedere vrijeschool ouder trouwens kan aanraden, een zekere interesse in antroposofie, maar dat is een stukje voor een andere keer.)

Als vrijeschoolmoeder met twee kleuters zit ik vol in het versieren van seizoentafels, lenteknutsels en vrijeschoolliederen (‘hier is onze fiere Pinksterblom!’). Het is een prachtige manier van de jaarfeesten vieren, en een ervaring die ik iedereen gun. Tegelijkertijd heeft mijn volwassen ziel ook voeding nodig, en de weekspreuken hebben daarin veel te bieden. Maar wat zijn die antroposofische weekspreuken nu eigenlijk?

De weekspreuken zijn een verzameling spreuken die de veranderende stemming weergeven die de mens kan beleven in zijn verhouding tot de natuur gedurende het jaar. Steiner zelf schreef daarover: ‘… elke week een spreuk […] die de ziel laat meebeleven wat zich in die week als deel van het totale leven in een jaar voltrekt.’ De loop van de natuur en het meevoelen daarin van de ziel, kortom.

De spreuken beginnen met week 1, en iedere zondag kan je een nieuwe weekspreuk beginnen. Daarbij begint week 1 niet in Januari, maar in de lente, meer specifiek op 7 april. In 1912, het jaar waarop de weekspreuken opgetekend en voor het eerst uitgegeven werden, viel Pasen namelijk op zondag 7 april. In die eerste uitgave waren de weekspreuken dus voorzien van een exacte begin- en einddatum. Omdat Pasen een veranderlijke datum heeft (afhankelijk van de stand van de maan) kunnen de data van de weekspreuken vaak niet meer exact worden aangehouden. Maar omdat Steiner steeds drie opeenvolgende weekspreuken dezelfde stemming meegaf, is dat niet erg.

Als echte beginner las ik tot voor kort de weekspreuk die bij de datum van de week hoorde zoals het in mijn boekje stond. En, misschien wat onorthodox, maar waarom niet? Getallen en data hebben immers ook hun eigen kracht. Echter, als je in het lezen en ervaren van de teksten zo dicht mogelijk bij de oorspronkelijke stemming van de weekspreuken wilt komen is het van belang om een andere tactiek te gebruiken. Je begint ieder jaar met Pasen – dus met de datum zoals Pasen dit jaar valt – met de eerste weekspreuk en je eindigt in de laatste week vóór Pasen met de tweeënvijftigste weekspreuk.

Tussendoor kun je dan een beetje meebewegen met de flow van soms iets meer lezen en soms iets minder, en proberen zo dicht mogelijk bij de oorspronkelijke data te blijven. Het kost wat moeite, maar ik vind het een interessante manier om met deze mooie bezinningsstof om te gaan. Steiner zelf gaf een relativerend commentaar in het voorwoord van de editie uit 1912: ‘Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat hiermee een mogelijke weg tot zelfkennis is bedoeld. Het is niet mijn intentie om […] ‘voorschriften’ te geven, veeleer wordt er gewezen op het beweeglijke leven van de ziel zoals het zich nu eenmaal kan voordoen.’ En dat past toch weer prachtig bij de beweeglijkheid van de Paasdatum.

Maar goed, genoeg theorie. Welke weekspreuken kunnen we met Hemelvaart en Pinksteren tot ons nemen? Dit jaar hebben we het geluk dat Pasen op 4 april viel en dus vrij goed samenvalt met de oorspronkelijke datum die bij de eerste weekspreuk hoort. Voor de periode van Hemelvaart t/m Pinksteren kun je daarom deze weekspreuken lezen:

Zesde week (12-18 mei)
Uit eigenheid is opgestaan
mijn zelf, om zich te vinden
als openbaring van de wereld
in tijds- en ruimtekrachten;
de wereld toont mij overal
als goddelijk oerbeeld
de waarheid van mijn eigen evenbeeld.

Zevende week (19-25 mei)
Mijn zelf dreigt te ontsnappen,
geweldig aangetrokken door het wereldlicht.
Kom nu, mijn diep vermoeden,
sterk voor je rechten op,
vervang in mij de macht van het denken,
dat in de zintuig-schijn
zichzelf verliezen wil.

Achtste week (26 mei – 1 juni)
De macht van het zintuigelijke neemt toe,
verbonden met het scheppen van de goden.
Zij duwt de kracht van het denken
In mij omlaag tot dromerige vaagheid.
Als goddelijk zijn
zich met mijn ziel verenigen wil,
moet menselijk denken
zich stil tot dromerigheid beperken.

Deze weekspreuken komen uit het boekje ‘Antroposofische weekspreuken’ van Rudolf Steiner (Vrij Geestesleven 2017). Het is verkrijgbaar in ’t Winkeltje van het Van Dam Huis. De weekspreuken kunnen ook geleend worden in de antroposofische bibliotheek van het Van Dam Huis. Voor wie niet naar het Van Dam Huis kan komen biedt de website van Antrovista soelaas, daar zijn de weekspreuken ook te vinden. Fijne Pinksterdagen!

Iets over de auteur van het artikel:

Ik ben Marleen Evers, zelfstandig ondernemer en moeder van 2 kleuters. Ik schrijf op Instagram onder de naam @vrijeschoolvoorbeginners over alles rond de vrije school, antroposofie en natuurlijk ouderschap, met een flinke dosis humor en relativeringsvermogen. Daarnaast beheer ik het Instagram account van ’t Winkeltje @antroposofischwinkeltjehaarlem.